2008
Autisme is een complexe aandoening die nog meer vragen oproept dan beantwoordt. Het overkomt je: als persoon die het heeft, als ouders die een kind hebben met autisme, als hulpverleners en anderen die geconfronteerd worden met een persoon met autisme: een kind, een adolescent, een volwassene. Autisme komt op alle leeftijden voor, op alle niveaus van intelligentie; autisme: een eenheid in verscheidenheid.
Ik ben zo iemand wie het autisme overkwam. Als student orthopedagogiek liep ik stage op een Medisch Opvoedkundig Bureau (MOB). Op de allereerste dag werd ik betrokken bij een spelbehandeling van een zesjarig meisje met autisme. “Ze heeft klassiek autisme”, meldde de behandelend kinderpsychiater. Klassiek?? vroeg ik me af met de zeer beperkte kennis die ik op dat moment van autisme had. Het enige wat ik erover had gelezen betrof een hoofdstuk in “Kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden” van Vedder (1958), getiteld ‘Stoornissen van het contact’. Vedder maakte daarin onderscheid tussen het type Kanner en het type Asperger. Maar welk beeld nu ‘klassiek’ zou zijn, was me toen onbekend.
Autismeteams worden in toenemende mate geconfronteerd met jongvolwassenen met een autismespectrumstoornis en een (boven)gemiddelde intelligentie. Deze jongeren hebben de cognitieve mogelijkheden om het hoger onderwijs te volgen, maar lopen als het ware voortdurend tegen “hun autisme” aan. In deze bijdrage zal eerst een schets worden gegeven van de wijze waarop autismespectrumstoornissen bij studenten tot uiting komen. Daarbij is gebruik gemaakt van klinische ervaringen en de beschrijvingen van autismespectrumstoor-nissen bij studenten in het hoger onderwijs (Commissie-Studeren-met-Autisme, 2004) en bij volwassenen (Breetvelt, 2000; Vermeulen, 2002; Ketelaars, 2004). Vervolgens wordt ingegaan op het gebruik van cognitieve gedragstherapie bij mensen met een autismespectrumstoornis, in het bijzonder onderhavige groep jongeren.
Pieter is een achtjarige jongen met de autistische stoornis en een ernstige verstandelijke beperking. Hij woont met zijn ouders en zijn tienjarige zusje in een eengezinswoning en bezoekt een orthopedagogisch dagverblijf voor kinderen met een verstandelijke beperking. De ouders en begeleiders van Pieter maken zich grote zorgen, want de laatste maanden is er in toenemende mate sprake van gedragsproblemen, soms in de vorm van zelfverwondend gedrag (hoofdbonken), soms gericht op anderen (schoppen, slaan en bijten). Zowel thuis als op het dagverblijf gaat Pieter sterk zijn eigen gang; bij activiteiten heeft hij één-op-één-begeleiding nodig. Op het dagverblijf heeft men al via allerlei strategieën geprobeerd om de gedragsproblemen te beïnvloeden, maar het lijkt niet te lukken om het tij te keren. De handelingsverlegenheid bij ouders en begeleiders is groot; ze weten niet hoe het verder moet. Pieter wordt door de orthopedagoog van het dagverblijf bij het Ambulatorium van de Sociale faculteit Universiteit Leiden aangemeld voor aanvulling van de beeldvorming en gerichte handelingsadvisering. Bij de telefonische aanmelding zegt hij dat de communicatieproblemen van Pieter mogelijkerwijs de belangrijkste oorzaak van de gedragsproblemen zijn. Hij geeft aan dat hij graag specifiek op dat terrein gerichte adviezen zou willen. In deze bijdrage gaan we eerst in op communicatie en betekenisverlening bij kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS). Met die inzichten bekijken we vervolgens de situatie rond Pieter en schetsen we de resultaten van het diagnostische onderzoek. Daarna staan we uitgebreid stil bij de indicatiestelling, de handelingsplanning en het interventieproces. Tot slot worden de resultaten van de interventies geëvalueerd en volgt een korte nabeschouwing.
De zevenjarige Kim wordt door haar ouders aangemeld bij het Ambulatorium, verbonden aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Leiden, omdat zij zich zorgen maken over haar sociale ontwikkeling. Ouders willen graag inzicht in de mogelijke aanwezigheid van een autismespectrumstoornis (ASS), een passend schooladvies en adviezen met betrekking tot de dagelijkse omgang met Kim. In het verleden is reeds de classificatie Developmental Coordination Disorder gesteld, waarvoor Kim fysio- en ergotherapie heeft gekregen. Ten tijde van het onderzoek en de behandeling bezoekt Kim een cluster 4 school (onderwijs voor kinderen met ernstige gedragsproblemen en/of psychiatrische problemen). Kim heeft een ouder broertje.
In deze bijdrage wordt een beschrijving gegeven van een dimensionele en eclectische behandeling, bestaande uit een individuele sociale vaardigheidstraining in combinatie met ouderbegeleiding van Kim. Allereerst wordt ingegaan op de diagnostiek en de indicatiestelling; vervolgens worden het behandeltraject en de behandelevaluatie besproken.
Paula is een bijna 30-jarige jonge vrouw die in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking in het zuiden van het land woont. Ze vertoont al vanaf zeer jonge leeftijd ernstig probleemgedrag in de vorm van zelfverwondend gedrag. Ze voert allerlei acties gericht op haar hoofd uit zoals slaan, bonken en met de knieën naar het hoofd gaan. Dit heeft tot gevolg dat ze een groot deel van de dag gefixeerd op bed ligt, of gefixeerd wordt in een (rol)stoel. Ze heeft veel fysieke problemen: epilepsie, maag-/darmproblemen, jeuk en doorbloedingsproblemen. Ze krijgt veel medicatie, waaronder anti-epileptica, gedragsbeïnvloedende medicatie en medicijnen om de fysieke conditie te verbeteren.
Paula wordt door het Centrum voor Consultatie en Expertise aangemeld bij het Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Leiden met de vraag of er sprake is van een autismespectrumstoornis en of er concrete handelingsadviezen te geven zijn aan het begeleidingsteam van Paula.