In het Amerika van de jaren vijft ig waren er nog amper opvang- en onderwijsmogelijkheden voor kinderen met autisme en vergelijkbare condities. Kinderen met pervasieve ontwikkelingsstoornissen werden vaak als ‘niet-leerbaar’ bestempeld en naar inrichtingen doorverwezen. Hun conditie werd volgens het psychoanalytisch georiënteerde medische establishment (mede) veroorzaakt door een ‘kille’ of ‘mechanische’ opvoedingsstijl. Een van de eerste instellingen die plaats bood aan kinderen met pervasieve ontwikkelingsstoornissen was de League School (1953), een school annex dagkliniek in New York onder leiding van kinderpsycholoog en leraar in het speciaal onderwijs Carl Fenichel (1906-1975). Dit artikel beschrijft de (ontstaans)geschiedenis en werkwijze van de League School.
SUMMARY
In 1950s America, there were barely any care or educational facilities for children with autism and similar conditions. Children with pervasive developmental disorders were often labeled as ‘uneducable’ and referred to institutions. According to the psychoanalyticall oriented medical establishment of the time, their condition was partly caused by a ‘cold’ or ‘mechanical’ style of parenting. One of the first institutions to accommodate children with pervasive developmental disorders was the League School (1953), a school and day clinic in New York under the leadership of child psychologist and special education teacher Carl Fenichel (1906-1975). This article describes the history and practices of the League School.
Bijna alles wat we hebben geleerd over het begeleiden van onze kinderen komt niet van universitaire cursussen of professionele publicaties, maar van onze eigen directe ervaringen in het intensief en nauw samenwerken met een paar honderd van deze kinderen gedurende de afgelopen twintig jaar. Omdat we geen gevangenen waren van één filosofie of therapeutische sekte, stonden we open voor en waren we bereid om elke redelijke methode of strategie te proberen in de hoop dat ze onze kinderen mogelijk zouden kunnen helpen. –Carl Fenichel, ‘Special education as the basic therapeutic tool in treatment of severely disturbed children’ (1974)
Groepsgesprekken van anderhalf à twee uur voor ouders van patiënten met kinderschizofrenie, stelden Harris Peck, Ralph Rabinovitch en Joseph Cramer voor. Het idee was het proberen waard, vonden hun collega’s op de kinderpsychiatrieafdeling van het New Yorkse Bellevue-ziekenhuis. De ouders hadden namelijk dringend behoefte aan psychische bijstand, maar grote moeite om standaard therapeutische methoden te accepteren. Niet vreemd, gezien hun ervaringen: de meesten hadden een lange, frustrerende speurtocht naar hulp voor hun kinderen achter de rug, waardoor hun vertrouwen in de medische stand tot het nulpunt was gedaald. ‘Vaak komen ze bij ons uit noodzaak en niet uit eigen keuze, vaak als laatste redmiddel,’ constateerden de drie kinderpsychiaters. Laagdrempelige gesprekken onder begeleiding van een therapeut zouden kunnen helpen om hun reserves te overwinnen en psychische lasten te verlichten, meenden zij. En waarschijnlijk zou men op de kinderpsychiatrieafdeling nuttige inzichten kunnen opdoen als de ouders in de gelegenheid werden gesteld om ervaringen met lotgenoten uit te wisselen (Peck et al., 1949: 592-93).