De autismebelangenbehartiging in Nederland kwam op gang in de vroege jaren zeventig. Een belangrijke stimulans was een uitzending over autisme van het praatprogramma Een klein uur U uit mei 1973. In de anderhalf jaar daarna ontstonden de eerste belangenverenigingen: de Stichting ter Behartiging van de Belangen van Autistische Kinderen en hun Ouders (BBAKO), de Noordelijke Oudervereniging voor Autisme (NOVA) en de Noordelijke Stichting Autisme (NSA). Deze zouden in 1978 opgaan in de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA). Dit artikel beschrijft de ontstaansgeschiedenis van de NVA en haar voorlopers.
Autism advocacy in the Netherlands took shape in the early 1970s. A key catalyst was a tv broadcast about autism of the talk show Een klein uur U in May 1973. In the following year and a half, the first advocacy organizations were founded: the Stichting ter Behartiging van de Belangen van Autistische Kinderen en hun Ouders (BBAKO), the Noordelijke Oudervereniging voor Autisme (NOVA), and the Noordelijke Stichting Autisme (NSA). These organizations merged in 1978 to form the Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA). This article discusses the origins of the NVA and its predecessors.
Voor de redactie van Een klein uur U was geen enkel onderwerp taboe. Abortus, suïcide, euthanasie, echtscheiding, psychische problemen – alles wat in de vroege jaren zeventig nog grotendeels met schaamte en stilzwijgen was omgeven, werd besproken in het praatprogramma van Koos Postema. Zo ook het verschijnsel dat centraal stond op dinsdagavond 15 mei 1973: autisme. Te gast die avond waren kinderpsychiater Luuk Kamp, kinderpsychologe Nan Snijders-Oomen en enkele ouders van autistische kinderen. Coupeuse Corrie de Looze was uitgenodigd vanwege een interview dat ze een jaar eerder aan De Telegraaf had gegeven over haar autistische zoontje Jodi (Deelen, 1972). Voor haar op de eerste rij zaten beddenfabrikant Albert Auping en zijn vrouw Honor, die in mei 1974 het Dr. Leo Kannerhuis zouden openen, een residentiële instelling voor hun achttienjarige zoon Paul en zeventien andere autistische jongeren. Achter Kamp bevonden zich een man en vrouw uit Wassenaar met vier jaar aan activisme op de teller: Willem en Henriëtte Momma, de vader en moeder van Kees, een jongetje van acht.
Alle ouders spraken vol liefde over hun autistische kind. ‘Ik geloof dat Jodi je leert leven,’ zei De Looze. ‘Jodi leert je blij zijn met kleine dingen. Wat je van je andere kinderen dus gewoon als ‘normaal’ geaccepteerd hebt, daar ben je bij Jodi gewoon blij [om]. (…) Misschien is het voor een buitenstaander, lijkt het voor een buitenstaander een belasting, maar ergens is het het niet. (…) [H]et is een ongelooflijk rijk bezit’ (Een klein uur U, 15 mei 1973: 44:55-45:10). ‘Het autistische kind… dat is gewoon een gave,’ antwoordde Albert Auping bondig op Postema’s vraag of het leven van een autistisch kind zinvol kon worden genoemd (Een klein uur U, 47:35-47:37). Willem Momma vertelde vol trots over het artistieke talent van Kees: